Hoofdbanner

Zo'n honderd jaar geleden ging er een bizar gerucht rond in de schaakwereld. Er zou een onbekende boer uit een verafgelegen dorp zijn die een schaaktheorie had ontwikkeld om binnen 19 zetten mat te geven, ongeacht wat de tegenstander voor zetten deed. Waarbij het ook niet uit maakte of je wit of zwart had.
De toenmalige wereldkampioen schaken Aleksander Aljechin (1892-1946) hoorde ervan en geloofde er niets van. Hij liet de boer bij hem thuiskomen om dit te demonstreren. Ze speelden een partij. Aljechin deed zijn uiterste best, maar stond in precies 19 zetten mat. Een volgende partij volgde, met precies hetzelfde resultaat. Een derde partij verliep eender.
Aljechin haalde Capablanca erbij, destijds samen met Aljechin de sterkste speler ter wereld. De boer won ook nu drie keer achter elkaar, steeds in 19 zetten.
Vervolgens werd Lasker gevraagd, ook zo'n schaakgrootheid. Hij onderging hetzelfde lot. Steeds in 19 zetten mat.
Het einde van het schaken leek hiermee bezegeld. Alle openingstheorie, finesses in het middenspel, eindspelsituaties, dit alles kon de prullenmand in. Wedstrijden organiseren, toernooien om lucratieve prijzen, het had allemaal geen zin meer. Als deze schaaktheorie van die onbekende boer openbaar zou worden, was dat een ramp. Niet alleen voor het schaken, maar voor de hele wereld, voor de algemene verbroedering der mensheid enzovoorts.
Aljechin en twee schaakvrienden hebben hier toen gelukkig een stokje voor gestoken. Gedrieën hebben ze de boer vermoord en hem met theorie en al in een hele diepe kuil begraven. Niemand die daar verder van wist. Er is daarna nooit meer iets van deze boer en zijn befaamde schaaktheorie vernomen.
We mogen Aljechin en consorten dankbaar zijn, want het schaakspel was hiermee gered. Voor altijd kunnen we ons in dit fascinerende spel op de 64 velden blijven verdiepen. Lang leve het schaken!