Hoofdbanner

Zelf ben ik in mijn jeugd opgegroeid met sprookjes als Hans en Grietje, Klein Duimpje, De gelaarsde kat, Doornroosje, Assepoester, Sneeuwwitje, De wolf en de zeven geitjes, Sneeuwwitje en Rozerood, Roodkapje en Repelsteeltje. Ieder kind was in mijn tijd vertrouwd met deze verhalen. Ze werden op school verteld, of thuis aan de hand van, in mijn herinnering, soms best wel enge plaatjes. Later, toen mijn kinderen de kleuterleeftijd hadden, leerde ik nog veel meer sprookjes kennen. Mijn vrouw en ik hadden als gewoonte elke avond voor het slapen gaan onze kinderen een sprookje voor te lezen. Meestal uit Grimm, soms uit Perrault, in een bepaalde periode ook uit Afanasjev.
Toen pas, tijdens het dagelijkse voorlezen, ontdekte ik de diepte van deze verhalen. De grote rijkdom aan beelden, het door uiterlijkheden heen kunnen kijken, de richting en zingeving die ervan uitgingen. De diepe rust die het gaf. Steeds de vraag of de volgende avond hetzelfde sprookje nog een keer voorgelezen mocht worden. En daarna nog een keer. Alsof de inhoud van het sprookje daarmee steeds dieper indaalde.

Er was een keer een klein gezelschap op de school van mijn kinderen dat De ganzenhoedster aan de bron voor de kleuters speelde. Het was mijn eerste kennismaking met dit sprookje van Grimm. Ik vond het prachtig. En wat een symboliek.
Het sprookje gaat over een koning die aan zijn drie dochters vroeg, nu hij zijn einde voelde naderen, aan te tonen hoeveel ze van hem hielden. Degene die dat het beste wist uit te dragen kreeg dan het grootste deel van zijn koninkrijk. De eerste twee dochters drukten hun liefde voor hun vader uit in materiële zaken als de zoetste suiker en mijn mooiste jurk. De jongste dochter, die de mooiste was, straalde als een zon die opkwam, en als ze huilde geen tranen uit haar ogen liet vallen maar louter parels en edelstenen, antwoordde echter: ik weet het niet, ik kan mijn liefde met niets vergelijken. Op aandringen van haar vader zei ze tenslotte: de beste spijs smaakt mij niet zonder zout, daarom houd ik van mijn vader als van zout. De koning werd hierop zo boos dat hij zijn koninkrijk onder zijn twee oudste dochters liet verdelen en zijn jongste met een zak zout op haar rug door twee knechten het donkere woud in liet brengen. Maar de koning kreeg berouw over zijn daad, liet overal naar zijn jongste dochter zoeken, maar tevergeefs. Niemand kon haar vinden.
Tegelijk, en daar begint het sprookje mee, is er een knappe jongeman, de zoon van een rijke graaf, die door een bos loopt en daar een oud moedertje ontmoet. Ze draagt een zware last op haar rug. De jongeman biedt aan haar last te dragen, maar dat valt hem vies tegen. Zeker als het moedertje daar ook nog eens lachend bovenop springt. Op zijn klaagzang antwoordt ze dat als hij het volhoudt hem een flinke beloning wacht. Thuisgekomen wachtte een koppel ganzen hen op, met daar achteraan een oude meid met een roede in haar hand. Het moedertje zegt tegen de lelijke oude meid: ga gauw naar binnen dochtertje, hij zou nog verliefd op je kunnen worden. De jonge graaf vindt deze opmerking belachelijk. Na een korte nachtrust staat de jonge graaf op en krijgt hij zijn beloning: een doosje met één enkele smaragd.
Terug in de bewoonde wereld kwam de jonge graaf op het koninklijk slot terecht. Toen hij het doosje met de smaragd aan de koningin liet zien, stortte zij haast als dood neer. Ze herkende in de smaragd een traan uit de ogen van haar jongste dochter. Ze besluiten samen op zoek te gaan.
Het moedertje in het bos, die door velen als een heks wordt gezien, zat aan haar spinnenwiel te spinnen. Het was al donker, de ganzen kwamen terug van hun weide. Ook de dochter kwam binnen. De moeder zei: het is tijd dochtertje dat je uitgaat, doe je werk. De dochter liep over weiden, steeds verder, tot in het dal. Ze kwam bij een bron waar drie eiken stonden. De maan was groot en rond boven de bergen opgekomen. De dochter trok het vel van haar gezicht af en begon zich te wassen. Ineens zag ze er heel anders uit. Met gouden haar als zonnestralen dat zich als een mantel over haar hele gestalte uitspreidde. Maar ze had verdriet. De ene traan na de andere viel uit haar ogen. Ineens schrok ze op. Er klonk geritsel en gekraak in de takken van de dichtstbijzijnde boom. Ze trok het oude vel weer over zich heen en spoedde zich naar het hutje van haar moeder. Deze was niet verbaasd haar zo angstig te zien. Ze zei: ik weet alles al. Ze pakte een bezem en begon te schrobben en te vegen. Ze vertelde dat het drie jaar geleden was, dat de tijd nu om is, wij kunnen niet bij elkaar blijven. Het meisje werd radeloos, begreep het niet. De moeder zei alleen maar: neem het vel van je gezicht, trek de zijden jurk aan die je droeg toen je bij mij kwam en blijf in je kamer tot ik je roep.
Het bleek nu dat de jonge graaf alles had gezien. Hoe de dochter, de ganzenhoedster dus, zich aan de bron had getransformeerd tot de mooiste vrouw die hij ooit ter wereld had mogen waarnemen. Op weg naar het huisje van de oude vrouw was hij de koning en de koningin tegengekomen. Samen gingen zij vol vreugde verder. De oude vrouw verscheen al in de deuropening. Kom toch binnen, zei ze, ik ken u reeds. Ze ging naar de kamer en riep: kom maar naar buiten, mijn dochtertje. Ze kwam tevoorschijn, in haar zijden gewaad, met goudglanzend haar en schitterende ogen. Er volgde een algehele verzoening. Het armoedige huisje veranderde ineens in een prachtig paleis waar een koninklijke tafel stond gedekt en bedienden af en aan liepen. De schone koningsdochter trouwde met de graaf en ze leefden nog lang en gelukkig.

Intense beelden zijn het, zoals ik ze ervaar. Niets geen tastbare werkelijkheid. Alles wat uiterlijk is en zichtbaar is, wordt juist doorgeprikt. De liefde van de oudste twee dochters die zich louter door materiële zaken lieten leiden. De zoetste suiker, de mooiste jurk. Kan het oppervlakkiger? Toch tuint de koning, verblind door buitenkanten, hier in. Daarentegen, de oprechte liefde van de jongste dochter herkende hij niet. Zout is een essentieel onderdeel van onze voeding. Het maakt ons wakker, versterkt ons bewustzijn. Het zuivert en reinigt vooral ons denken. Zie ook hoe de Rozenkruisers het begrip zout opvatten. De vergelijking met zout door de jongste dochter grijpt veel dieper in op de innerlijke persoonlijkheid van de koning dan de materiële wensen van de andere twee dochters. De liefde die hieruit sprak is veel groter. Dat de koning dat niet herkende is tragisch, zowel voor hemzelf als zijn jongste dochter. Hij heeft ook al gauw berouw over de verbanning van haar uit zijn koninkrijk.
Dat uiterlijk vel van lelijkheid van de dochter is precies wat de buitenwereld ziet. Die wereld is niet ingesteld op wat innerlijk telt. Alleen voor wie op zoek is (zoals de jonge graaf) en in de juiste omstandigheden terecht komt (in de volle maan bij de bron), kan door dat uiterlijke heen breken. Met als gevolg een bevrijding voor iedereen. Zowel voor de aanvankelijk verdoemde dochter (de ganzenhoedster aan de bron) als de direct betrokkenen (de koning en de koningin). Uiteindelijk is het aan het doorzettingsvermogen (denk aan de zware last die hij in het begin zelf verkiest te dragen) van de jonge graaf en zijn verlangen om de waarheid te achterhalen te danken dat alles goed afloopt. De beloning mag er zijn. Een samenkomen (huwelijk) tussen de dochter en de jonge graaf. Let op, ook dit is niet letterlijk. Lees het als een harmonieus samenkomen van alle wezensdelen van de mens. Want dat zijn het in een sprookje, geen losstaande persoonlijkheden in een onwaarschijnlijk verlopend verhaal, maar de hele wirwar aan onvolmaaktheden waar wij als mens uit bestaan. Sprookjes gaan steeds over ons eigen persoonlijke leven. Vergeet de heks, de wolf, de koning, de dochter. Het zijn de verschillende eigenschappen van onze persoonlijkheid die strijd met elkaar leveren. Dit gevecht in ons innerlijk aan te gaan, met moed en een groot hart, daar roepen de meeste volkssprookjes ons toe op. De waarheid te zoeken, de diepte. Om uiteindelijk het licht (de harmonie) in onszelf te vinden. Dit alles in krachtige beelden vervat, direct te beleven voor kinderen tussen de vier en zeven jaar oud. Juist omdat die de wereld nog niet cognitief benaderen. Nog openstaan voor de beelden die zich in de geestelijke wereld bevinden. Maar die nauwelijks na te voelen zijn voor ons volwassenen die gewend zijn geraakt ons alleen te richten op wat uiterlijk zichtbaar is. Arme wij.