Hoofdbanner

De Russische schrijver Dostojevski (1821-1881) wordt wel de eerste romanschrijver genoemd die de psychologie in zijn boeken introduceerde. De hoofdpersonen zijn veelal getroebleerd, hartstochtelijk maar uitermate complex, en vooral: ongelukkig. Hier niets van romantiek, het goede overwint, liefde is eeuwig etc.
Dostojevski werpt ons een blik in het binnenste van de mens, en daarmee bedoel ik, in de duistere kanten die daar op de loer liggen. Het onderaardse, wel te verstaan.

Het is aangrijpende literatuur wat Dostojevski schrijft, je kunt er niet omheen. Herinneringen uit het ondergrondse  (1864) is een inktzwart boek dat hij schreef vlak na het overlijden van zijn vrouw. Vrolijk is anders, de beschrijving van de duistere krochten van de ziel, indrukwekkend is het wel.
Schuld en boete (1866), in sommige vertalingen Misdaad en straf geheten, is het verhaal van Raskolnikov die bewust maar tegelijkertijd volslagen niet nodig een moord pleegt. Hij wil zichzelf testen, bij wijze van experiment, of hij een gevoel van schuld zal ervaren wanneer hij een gehate oude woekeraarster om zeep brengt. En inderdaad, hij ervaart schuld, doet langdurig boete in de Siberische strafkampen (met Sonja als een soort van Maria Magdalena aan zijn zijde) en komt uiteindelijk tot een spirituele verlossing.
De gebroeders Karamazow (1881) is het meeslepende verhaal van drie broers en één stiefbroer, die allen een bepaalde stroming uit die tijd vertegenwoordigden. Aljosha, als diep religieuze maar ook tamelijk naïeve jongste broer, Dimitri als de roekeloze militair, Iwan als de goedaardige intellectuele atheïst, en tenslotte Smerdjakov als de domme en gewetenloze stiefbroer.
De vader wordt vermoord door Smerdjakov, de stiefbroer, die de humanistische woorden van Iwan dat in principe alles mogelijk en geoorloofd is, al te letterlijk opvat en de daad bij het woord voegt. De opvliegende Dimitri krijgt de schuld van de moord en wordt opgesloten (de militairen krijgen bij een conflict altijd weer de zwarte piet toegeschoven).
Het leven van Dostojevski verloopt vrijwel parallel aan de beschrijvingen in zijn boeken. Zo wordt zijn, ook door hem, gehate vader door lijfeigenen vermoord als Dostojevski 16 jaar oud is. Zelf krijgt hij op 27-jarige leeftijd op het laatste moment gratie wanneer hij voor een vuurpeloton staat. Hij krijgt vier jaar dwangarbeid in een strafkamp in Siberië. Zijn leven lang is hij gokverslaafd: hij verspeelt een aantal keren zijn vermogen, met grote gokschulden van dien en is om die reden op de vlucht voor schuldeisers.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) was een in alle opzichten baanbrekende filosoof. Bij hem tref je geen filosofische systemen aan die verklaren hoe de wereld in elkaar zit. Geen hypothetisch bouwwerk ook waarin hij zich kon verschansen, zoals bijna alle filosofen dat voor en na hem deden. Hij dacht ook niet na over de dingen (zoals een wetenschapper dat doet), hij dacht vooruit, vanuit een dionysische grondslag. Hij schreef (met uitzondering van zijn eerste boeken) uitsluitend in aforismen, korte stukjes tekst, zonder echt begin of einde, een soort van spontane filosofische oprispingen.
Die dionysische levenshouding betekende voor hem: scheppen vanuit het nu, met inbegrip van wat er leeft in de mens, in zijn instincten, in zijn natuur zoals die bedoeld is. Nietzsche richtte zijn blik naar binnen. Wat leeft daar?  Niet het op willen gaan in het licht of de verlossing, zoals het christendom dat voorstelde, nee. Hij ontmoette daar de wil. Niet de passieve wil als bij Schopenhauer, maar een actieve, De wil tot macht.  Voor hem was dat de essentie van de menselijke natuur.
Hoewel Nietzsche zich hoofdzakelijk op de menselijke psyche richtte, was hij onmiskenbaar een spiritueel iemand. Dat maakt hem tegenstrijdig en ongrijpbaar tegelijk. In alles streefde hij het loskomen van het aardse na, was hij op zoek naar de vrije geest. Zijn hele Aldus sprak Zarathustra staat er bol van. De mens diende voorbij zichzelf te komen, benadrukte hij keer op keer, voorbij goed en kwaad, geestelijk vrij, tot het ideaal van de vrije übermensch die in ons allen besloten ligt: de mens die overal boven staat.
Maar waar een spiritueel iemand de weg naar boven probeert te voltooien, boog Nietzsche deze wijsheid terug de aarde in. Niks geen hemel. Hij gebruikte het licht van zijn inzichten om zijn eigen donkere kanten te kunnen beschijnen. Dit is uitermate vermetel om te doen, tegengesteld aan het natuurlijke verlangen van de mens naar verlossing, naar de weg omhoog. Zeg maar gerust dat deze ombuiging een aanval was op zijn eigen persoonlijkheid. Alsof hij zichzelf hiermee verwondde.  Hij was zich hier zelf scherp bewust van, een amor fati noemde hij zichzelf, een noodlot. Volg mij niet, waarschuwde hij zijn lezers meerdere malen, ik volg een pad langs steeds diepere ravijnen. Uiteindelijk zal ik er in storten, zal ik gek worden. Wie mij volgt, zal hetzelfde lot beschoren zijn. Opstijgen naar de diepte, noemde Nietzsche dit.
Behalve een persoonlijk drama voor Nietzsche zelf (begin 1889 stortte hij geestelijk in en werd hij krankzinnig verklaard), heeft dit ongelooflijke inzichten in de menselijke aard opgeleverd. Nietzsche voorzag bijvoorbeeld als eerste het gevaar van het ressentiment. De mens die niet tot de vrije geest kan komen, zal wraak willen nemen op degenen die dat wel kunnen. Menno ter Braak onder andere zou dit 50 jaar later oppakken en er het nationaalsocialisme mee beschrijven. Nietzsche waarschuwde ook voor het platte en vreugdeloze denken van de moderne wetenschap dat elk innerlijk (instinctief) leven zou wegvagen, zie zijn boek De vrolijke wetenschap. Ook het opkomende nihilisme hekelde hij, waarbij hij een onderscheid maakte tussen passief en actief nihilisme (lees daartoe o.a. Cultuur en nihilisme van J. Goudsblom).
Nietzsche leed zijn leven lang aan hoofdpijn, aan pijnen in zijn hele lichaam. Zijn leven was voor hem één grote innerlijke kwelling die hij echter met een ongelooflijke moed en kracht droeg. Hij bruiste van energie, deze filosoof met de hamer, zei altijd ja tegen het leven. Het maken van lange wandelingen hield hem letterlijk en figuurlijk op de been.
Verder was hij een eenzaam man, in de dagelijkse omgang verlegen, vriendelijk en bescheiden, in stilte verliefd op een voor hem onbereikbare vrouw (Cosima Liszt, dochter van de componist Franz Liszt en vrouw van Richard Wagner).
Zijn strijd, het volledig bewust afdalen in het onderaardse, het is nog altijd nauwelijks voor te stellen, hoe enerzijds onbezonnen en anderzijds ondraaglijk dat geweest moet zijn.

Franz Kafka (1883-1924) hoefde niet af te dalen naar het onderaardse, hij zat er (in zijn geschriften althans) altijd al direct in.
In zijn meest bekende boek Het proces gaat de beschuldigde hoofdpersoon Joseph K. op zoek naar waarheid en eerherstel, echter niet bovengronds langs de geijkte paden van justitie, maar ondergronds in de wirwar van duistere omstandigheden die hij daar ontmoet. Als een mol graaft hij zich steeds dieper de aarde in, steeds verder weg van licht en verlossing. Die verlossing, waar hij in feite wel naar op zoek is, komt er ook niet, dat is vanaf het begin duidelijk. Niettemin is zijn zoektocht krachtig en bewonderenswaardig volhardend. De hoofdpersoon geeft niet op. Het hele boek is één groot doolhof waarin hij de weg probeert te vinden. Hij moet het helemaal alleen doen, niemand die hem helpt, of het moet uit eigenbelang zijn. Zie hier de dolende mens in de moderne tijd.n zijn boek Het slot is het de landmeter die tot in het kasteel probeert door te dringen. Hij papt met verschillende mensen aan van wie hij denkt dat ze hem vooruit kunnen helpen. Maar ook hier weer, het lukt hem niet als landmeter aangesteld te worden. Hij gaat in al zijn contacten de diepte in, in plaats van zijn heil aan de oppervlakte te zoeken. Het is aangrijpend te lezen hoe hij steeds verder van zijn "verlossing" afdwaalt.
In het verhaal De gedaanteverwisseling wordt de hoofdpersoon Gregor Samsa wakker als een monsterlijke kever. Hij is tijdens zijn slaap klaarblijkelijk afgedaald in de onderwereld en kan daar niet meer uit vandaan komen. De gevolgen voor zijn gewone aardse leven zijn desastreus. Hij kan zijn bed niet uit, als gevolg van zijn te dunne pootjes, en niet als alle anderen zijn plicht doen en gewoon naar zijn werk gaan. Iedereen verafschuwt hem, zelfs zijn ouders voor hij altijd financieel heeft gezorgd. Tegelijk zit hij met een groot schuldgevoel niet langer voor hen te kunnen zorgen. Hij voelt zich schuldig en machteloos tegelijk. Hij kwijnt langzaam weg en gaat dood, dit tot opluchting haast van zijn ouders en zusje. Zij pakken de draad in hun leven weer op, voelen zich zelfs bevrijd.
Kafka schreef zijn boeken en verhalen in de nacht, wanneer hij de slaap weer eens niet kon vatten. Overdag deed hij saai en routinematig werk bij een verzekeringsmaatschappij (hij keerde expres te veel uit aan gedupeerden), 's nachts dook hij onder in zijn eigen schrijfwereld. Niemand wist ervan, ook zijn beste vrienden niet. Er verscheen tijdens zijn leven één kort verhaal in een tijdschrift. Op zijn sterfbed (hij leed aan tuberculose) moest zijn beste vriend Max Brod hem beloven dat zijn geschriften, in een kast bewaard, verbrand zouden worden. In plaats daarvan las Max Brod het, bracht het direct naar een uitgever en was de naam Kafka binnen twee jaar wereldberoemd.
Kafka was een beschaafd en wijs mens, lees maar eens Gesprekken met Kafka van Gustav Janouch. Kafka ging de weg naar binnen. Schrijven was voor hem het zich bevinden in een donkere tunnel, zonder te weten hoe de personages zich verder zullen ontwikkelen. Zelf sprak hij van 'de bevroren zee in ons'; een boek moest zijn als 'de bijl' waarmee die zee moest worden 'opengehakt'. Een uitweg naar boven was (is) er niet.