Hoofdbanner

Vroeger, toen ik jong was, was er voor ons in de winter maar een beperkt aantal groenten beschikbaar. Spruitjes, boerenkool, winterprei, rode kool, witte kool, zuurkool, winterwortel, witlof, veel meer was er niet. Met uitzondering van witlof verbouwden we deze groenten op onze eigen groentetuin. Witlof haalden we bij de buren die dat in hun loods (onder stro) lieten opgroeien. Zonder daglicht, vandaar de witte kleur.
Andere groenten, zoals sperziebonen, aten we ook wel, maar dan uit weckpotten die in de kelder lagen opgeslagen. Maar deze verdwenen in de jaren zestig met de intrede van de koelkast en de opkomst van de zogenaamde kasgroenten al snel uit beeld.
Een groentetuin was niet meer nodig, de supermarkten boden ook in de winter een steeds grotere variëteit aan groenten aan, zoals kropsla, andijvie en spinazie, normaliter typische zomergroenten. Of dat een goede zaak is, kun je je afvragen.

Zelf denk ik dat het kweken van zomergroenten in de winter (met extra verwarming en licht in de kassen) niet gezondheid bevorderend is. Er worden bepaalde natuurlijke ritmes door elkaar gehaald, lijkt mij. Daarnaast, het gebruik van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en nachtelijk kunstlicht om de planten harder te laten groeien, is overduidelijk onnatuurlijk en jaagt de planten flink over de kling. Ze moeten harder groeien dan in hun natuur besloten ligt. Het haalt een stukje vitaliteit weg. Of laat ik het zo zeggen, ze zijn minder ‘kernachtig’. Ze zijn weliswaar groter en massiever, maar er is kwaliteit verloren gegaan.

Persoonlijk probeer ik me met mijn voeding zo veel mogelijk aan de seizoenen aan te passen. Omdat ik denk dat dat meer in harmonie met de natuur is. Gelukkig heeft het aantal beschikbare wintergroenten zich vanaf de jaren zeventig flink uitgebreid. Dit voornamelijk door de opkomst van de biologische winkels. Eén van de groenten die ik ’s winters al jaren eet, is de zwarte ramenas (ook wel gespeld als rammenas). Het is een knolgewas, bitter van smaak en enigszins vergelijkbaar met de radijs, het behoort tot de kruisbloemenfamilie.

Rammenas
                      Zwarte ramenas

Vroeger werd de ramenas algemeen verbouwd en gegeten, tegenwoordig is ie alleen in de biologische winkel te verkrijgen. In een supermarkt zul je hem tevergeefs aantreffen. Vanuit mijn jeugd op het platteland kende ik de ramenas ook niet, pas in Amterdam heb ik hem ontdekt.
De ramenas is supergezond. In het oude Rome en Griekenland stond ie bekend als geneeskrachtig kruid. Iemand als de mystica Hildegard van Bingen prees de ramenas in de 12e eeuw al specifiek aan als een middel tot reiniging en slijmoplossend.
Dat is de ramenas dan ook, reinigend. Samen met de ui is de ramenas het meest ziekte bestrijdend gewas in onze streken. Het zit vol vitamine C, bevat veel kalium en calcium en verschillende vitamines B, en vooral, het bevat mosterdolie. Die mosterdolie werkt heilzaam op de luchtwegen. Ze doodt bacteriën en helpen bij aanhoudend hoesten. Zeer nuttig in ons kikkerlandje met zijn ongezonde zeeklimaat.

Zelf schil ik de zwarte ramenas en snijdt de witte binnenkant in dunne plakjes. Deze plakjes bestrooi ik met zeezout en doe ze op brood. Heerlijk, en voelbaar gezond. Niet meer dan één snee met ramenas per dag, dat is genoeg. Of ik bak de ramenas met andere groenten als winterwortel, prei en pastinaak samen tot een heerlijk potje.
Opgeteld bij mijn dagelijkse portie ui (gebakken of rauw door de salade) brengt dat mij gezond de winter door. Het kan ook door mijn constitutie komen, maar ziek ben ik nooit. Geen griep, geen andere fysieke ongemakken, heel soms een beetje verkouden, maar nooit meer dan dat. Zo komt Jan Splinter door de winter, is een bekend (West-Fries) gezegde. Ja, gezond en wel, en niet duur ook. Eén flinke ramenas kost zo'n €0,70. Je moet er misschien wel aan wennen, aan de smaak. Een beetje bitter. Maar dat maakt het hart gezond. Een beetje zeezout erop en je proeft het, de vitaliteit. Gezond leven kan soms zo eenvoudig zijn.