Afdrukken

Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping

is U de zachte nacht bevallen, hebben de on-
deugende, geheimzinnige planten naar behoren

gegeurd en zijn hopelijk geen van uw overige
zuigelingen aan de builenpest bezweken?

Hebt U de interessante nerveuze godvruchtige
vogeltjes, vrome goedertierende mevrouw, al wel

bekeken, druk telefonerend van: hallo, met piet,
kom je op mijn tak - o de sierlijke levendige

vogels, allemaal allemaal voor de brave poes,
die veelbeproefde droevige moeder. Ja verdomd,

deze ziekte, lieve beklagenswaardige mevrouw,
is een wrede rakker en zoveel is wel duidelijk:

er valt niet tegenop te baren, waar zelfs het
begrafeniswezen, die intieme huisgenoot, die

zeer bekende schenker ook van lauwe melk,
op zijn verlengde achterpoten het ter

aarde bestellen welhaast niet meer bij kan
benen, nietwaar, dame Ping, radarbesnorde,

dubbelgepuntmutste, mevrouwogige poezin?
Het is nu beter te zitten zonder weemoed in

de rauwe geurige ochtendlucht, nu de zon nog
teder is en de gordijnen levendig in de goede

vrolijke wind. O halmstaartige voortreffelijke,
kijk, zwijgzame zwakzinnige allerliefste,

er loopt een belangwekkend, héél klein maar
bijzonder lekker beestje tussen de kiezelstenen

onder de hemelsblauwe hortensia

(Aan mijn neerslachtige poes, ter vertroosting bij het overlijden van zijn gebroed)

F. Harmsen van Beek (1927-2009)
uit: Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten, 1965
uitgeverij: De Bezige Bij


Begin jaren zeventig van de vorige eeuw kwam ik een keer terug uit school, toen er thuis visite bleek te zijn. De man kende ik wel, hij was een oude jeugdliefde van mijn moeder en kwam ons na het overlijden van mijn vader wel vaker bezoeken. De vriendin die hem vergezelde was nieuw voor mij. Ik was meteen diep onder de indruk. Een kleine gestalte, enigszins ineengedoken in onze jaren zestig rotanstoel, maar wat er ging een intensiteit van haar uit. Ze sprak weinig, maar wat ze zei was rustig en diep doorleefd. Alsof ze volledig in haar eigen wereld aanwezig was. Ik kende alleen haar naam Fritzi, zo noemde mijn moeder haar.
Pas later begreep ik dat zij schrijfster en dichteres was. Nog weer later dat zij getrouwd was geweest met Remco Campert. Pas toen ben ik haar gedichten gaan lezen.

Bovenstaand gedicht is afkomstig uit haar bundel Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten uit 1965. Het is in alle opzichten een hilarisch gedicht vol ironie en overdrijving. Met een uiterst wrange ondertoon. Het gaat duidelijk over haar kat, maar dit is geen gewone kat. Ze is een ware vorstin die aan alle kanten toegezongen en bejubeld wordt. Alsof de dichteres de dienares is van een veel hoger geplaatst wezen dan zijzelf. De titel is meteen het begin van het gedicht:

Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping

Goede morgen als vraag, niet als welkomstwoord. Het tekent de dienstbaarheid, alsof de vraagsteller onzeker is en het antwoord maar af moet wachten. Een hemelse mevrouw Ping klinkt als een exotische vorstin uit een land als China. Niet als een doodgewone kat uit ons eigen kikkerlandje.  

is U de zachte nacht bevallen, hebben de on-
deugende, geheimzinnige planten naar behoren

gegeurd en zijn hopelijk geen van uw overige
zuigelingen aan de builenpest bezweken?

De voorzichtige vraagstelling gaat verder. Oh, wat stelt de dichteres zich bescheiden op naast de verheven gestalte van haar huisdier. Op het onderdanige af. Is U (met een hoofdletter!) de zachte nacht bevallen? Hebben ondeugende, geheimzinnige planten naar behoren gegeurd? Maar dan valt er opeens een harde waarheid te lezen: dat een aantal van haar zuigelingen aan de builenpest is bezweken. Met andere woorden, er valt een verlies te betreuren.

Hebt u de interessante nerveuze godvruchtige
vogeltjes, vrome goedertierende mevrouw, al wel

bekeken, druk telefonerend van: hallo met piet,
kom je op mijn tak - o de sierlijke levendige

vogels, allemaal allemaal voor de brave poes,
die veel beproefde droevige moeder. Ja verdomd,

De dichteres probeert de aandacht van dit verlies af te leiden door te wijzen op het lekkers dat op haar poes ligt te wachten. Ook weer op die kenmerkend lichtvoetige manier beschreven. Ja, de interessante nerveuze godvruchtige vogeltjes, ze komen vanzelf naar haar toe, speels (druk telefonerend), aantrekkelijk (de sierlijke levendige vogels), allemaal bestemd voor die brave poes. Maar ook opeens, voor die veel beproefde droevige moeder. Weer die omslag van intense vreugde en aanbidding naar een in wezen triest verhaal.

deze ziekte, lieve beklagenswaardige mevrouw,
is een wrede rakker en zoveel is wel duidelijk:

er valt niet tegen op te baren, waar zelfs het 
begrafeniswezen, die intieme huisgenoot, die

Gerefereerd wordt aan de ziekte waar haar kroost aan is overleden. Een wrede rakker, staat er ironisch, want bij rakker denk je toch eerder aan iets ondeugends dan aan de dood. Ook de opmerking er valt niet tegenop te baren valt in diezelfde categorie, is zelfs cynisch te noemen.

zeer bekende schenker ook van lauwe melk,
op zijn verlengde achterpoten het ter

aarde bestellen welhaast niet meer bij kan
benen, nietwaar, dame Ping, radarbesnorde,

De dood wordt nu gepersonifieerd, gezien als een intieme huisgenoot. Die dus wel vaker langskomt, denk je meteen, getuige ook dat die het ter aarde welhaast niet meer bij kan benen. Grappig natuurlijk dat de dood hierbij op zijn verlengde achterpoten staat. Maar het toch niet bij kan benen!
Maar de aandacht richt zich weer op de hoofdpersoon, nu dame Ping, radarbesnord genoemd.

dubbelgepuntmutste, mevrouwogige poezin?
Het is nu beter te zitten zonder weemoed in

de rauwe geurige ochtendlucht, nu de zon nog
teder is en de gordijnen levendig in de goede

vrolijke wind. O halmstaartige voortreffelijke,
kijk, zwijgzame zwakzinnige allerliefste,

De overdrijving, vanuit een diep meegeleefd verdriet, wordt nog eens van stal gehaald. Dubbelgepuntmutste, mevrouwogige, het zijn prachtige neologismen die precies op hun plek vallen. De monoloog van de dichteres over haar kat gaat verder, er worden suggesties gedaan (het is nu beter te zitten zonder weemoed, het leven gaat verder), er is de geurige ochtendlucht die lonkt, de zon is nog teder, de gordijnen levendig in de vrolijke wind. En dan volgt nog eenmaal een bejubelde oproep aan haar zwijgzame zwakzinnige allerliefste kat. Halmstaartig en voortreffelijk als deze is.

er loopt een belangwekkend, héél klein maar
bijzonder lekker beestje tussen de kiezelstenen

onder de hemelsblauwe hortensia

Wat een cynisch en tegelijk ogenschijnlijk vrolijk einde. Het lijkt echter een vrolijkheid die alle onderliggende triestheid bedekken moet. Er zijn de weemoed en het verdriet die het alledaagse leven genadeloos doordringen. Zelfs voor een hoogwaardigheidsbekleder als mevrouw Ping, de boven alles verheven moeder van alle zuigelingen die voortijds hun einde vinden.
In de psychologie geldt cynisme als een manier om een al te grote kwetsbaarheid met een schil van hardheid te ompantseren. Dan denk ik, gaat dit gedicht mogelijk niet over iets persoonlijkers dan alleen maar een kat? Iets dat dichterbij de dichteres zelf staat? Zijzelf als aangesproken persoon misschien, of haar moeder, met wie ze, blijkens de biografie van Maaike Meijer over de dichteres, een nogal afstandelijke band had?* Of in het algemeen, over de moeizame (opofferende) moederrol die het leven van een vrouw soms vraagt?
Ik weet het, het is speculatief wat ik hier schrijf, het blijkt ook niet direct uit de tekst, maar het kwam gewoon bij mij op.
 
In andere gedichten laat Fritzi Harmsen van Beek doorschemeren hoe zij begaan is met haar eigen zoon, die regelmatig in de gevangenis zit. Dat verhaal kende ik ook van mijn moeder, dat het lot van haar zoon Fritzi erg aangreep en haar intens verdrietig maakte. Dat ze hem eigenlijk al kwijt was. Hebben en dan weer kwijtraken, ook in relaties, het lijkt een terugkerend thema in haar leven te zijn.
Hoe dan ook, met deze overwegingen ga je het gedicht ineens met andere ogen lezen. Onder die uitzinnige vrolijkheid gaat een diep leed schuil: het verlies (of de angst voor het verlies) van wat je het meest dierbaar is. Dat maakt het bij herlezing, juist ook door de groteske overdrijvingen, tot een aangrijpend gedicht. Met, niet te vergeten, een taalplezier voor klanken, muzikaliteit en zelfbedachte woorden die nog altijd ontroert. Heel eigenzinnig, precies zoals Fritzi zelf was, ingeklemd tussen de experimentele Vijftigers en de generatie daarna. Ik zie haar nog in onze huiskamer zitten, heel stilletjes in haar stoel, vol doorleefde pijn en verdriet. Ze hoorde nergens bij. Dat maakt/maakte haar uniek, nu nog altijd.
 

* De moeder wordt in het gedicht Moeder of vader een 'onwijze kat' genoemd, met 'haakse pootjes' en 'gruwelijk besnord'.