Hoofdbanner

Straten lopen scheef, huizen zijn oud, hangen
voorover, alsof het verleden te veel is om te dragen.
Je wilt weg, de wereld in binnen de omheining

die jou is toegemeten, je moet springen, kans op
prikkeldraad, een afgrond met armen van mos 
om je val te breken, wat niet helpt, je bent te zwaar.

Liever zing je een lied, wieg je jezelf in eigen armen, 
als een vogelkind, vertrouwd met rijzen en dalen,
zorgeloos cirkelend op een eindeloze thermiek.

Als een schaduwbokser sta je voor de spiegel,
die grijns, dat smoelwerk verdient een oplawaai,
maar je bent niet sneller dan het licht.

Verdwaasd stap je je kamer rond, mis je jezelf
meer dan ooit, witregels die als schaapjeswolken 
weigeren los te barsten in druppels verhaal.

Dat je jezelf in stilte openslaat, geen gedachten keurig
gerangschikt, maar een begrijpen zonder gebrandmerkte
woorden, een eerste aanraking, een meelevend knikken.

Dat je weet hebt van een innerlijk, wacht je geduldig, tot
het zich aandient, een betekenis tussen de regels door.